Model 3.23b - Niet-beleidsartikel 'Apparaat Kerndepartement'

Op dit artikel staan alle Personele en Materiële uitgaven en ontvangsten van het ministerie en de agentschappen, met uitzondering van «grote uitvoeringsorganisatie».

Tabel 82
 
Tabel 83
 
Tabel 84
 

TOELICHTING

  • Op dit artikel worden alle personele en materiële verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het ministerie opgenomen met uitzondering van de grote uitvoeringsorganisaties en die onderdelen waarvan met het Ministerie van Financiën is overeengekomen dat de apparaatsuitgaven op het beleidsartikel opgenomen worden. Het omvat de uitgaven voor personeel (uitgesplitst naar eigen personeel, inhuur externen en overig) en materieel (uitgesplitst naar ICT, bijdragen SSO's en overig). De te hanteren definities zijn opgenomen in de begrippenlijst (onderdeel Rijksbrede kostensoortentabel).

  • De apparaatsuitgaven/kosten voor agentschappen en de apparaatskosten van de begrotingsgefinancierde ZBO’s/RWT's worden eveneens inzichtelijk gemaakt in een toelichtende tabel. Deze bedragen worden niet nader uitgesplitst. In deze tabel worden alleen de begrotingsgefinancierde ZBO’s meegenomen. Apparaatkosten van de ZBO’s worden zo actueel mogelijk te zijn. Bij voorkeur dus over het jaar t, als dit niet mogelijk is dan de gegevens over het jaar t-1. Daar waar ook dat niet mogelijk is, wordt uitgegaan van de cijfers van t-2. De gegevens worden in de betreffende jaar kolom opgenomen. Er hoeft geen meerjarige raming voor deze kosten te worden gegeven.

  • Zie voor een nadere toelichting en begrippen ook model 1.34b.

  • Onderdeel C uit model 1.34b wordt in het jaarverslag niet opgenomen.

  • In de toelichting op onderdeel D uit model 1.34b wordt voor grote uitvoeringsorganisaties en agentschappen opgenomen met welke concrete maatregel(en) de taakstelling Rutte II is ingevuld.

  • Inhuur van externen: zie model 3.60.

  • Zie voor het onderscheid tussen financiële verantwoordingsinformatie en niet-financiële verantwoordingsinformatie de Begrippenlijst.

  • De programmaministers maken voor de uitvoering van het programma gebruik van het apparaat van een ander ministerie. Er wordt dan ook geen apart centraal apparaatsartikel in de begroting opgenomen.